Het kabinet wil schijnconstructies en oneigenlijk gebruik aanpakken, ook binnen de bedrijfsopvolgingsregelingen (BOR) en doorschuifregeling (DSR). Onderdeel hiervan is het uitzonderen van verhuurd vastgoed aan derden in deze regelingen. Dat schrijft minister Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat aan de Tweede Kamer in de reactie op de evaluatie van de regelingen door het Centraal Planbureau (CPB).
Concreet betekent dit dat aan een ander verhuurde onroerende zaken in alle gevallen voor de BOR en DSR worden aangemerkt als beleggingsvermogen. Onroerende zaken die worden gebruikt voor de eigen bedrijfsuitoefening blijven tot het ondernemingsvermogen behoren. De benodigde wetsaanpassing maakt deel uit van het Belastingplan 2024. In de komende maanden kijkt het kabinet naar de beste manier om de DSR en BOR verder aan te passen met als doel een positief effect op de doelmatigheid en uitvoerbaarheid van de regelingen.
In het voorjaar 2023 bekijkt het kabinet of, en welke aanpassingen van de BOR wenselijk zijn. Het kabinet heeft al wel gekeken naar een aanpassing van de BOR door een familiebegrip op te nemen en heeft besloten hier geen opvolging aan te geven.
Lees ook het thema: De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.39
Wet inkomstenbelasting 2001 3.63
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Schenk- en erfbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel