De doelmatigheid van de kamerverhuurvrijstelling kan volgens minister Keijzer van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening moeilijk worden vastgesteld, omdat exacte cijfers ontbreken. De belangrijkste belemmering voor hospitaverhuur is niet financieel of fiscaal van aard, maar het verlies aan privacy.

De bewindspersoon reageert op vragen van Kamerlid Welzijn (NSC), die zijn gesteld nadat de Tweede Kamer de Verkenning kamerverhuurvrijstelling en een aantal beleidsopties voor aanpassing van de regeling heeft ontvangen (Kamerstukken II 2025/2026, 32847, nr. 1384). Zij verwacht een negatief effect op het aanbod van hospitaverhuur als het fiscale voordeel alleen geldt wanneer een tweede kamer wordt verhuurd. Het fiscale voordeel bij verhuur van enkel een eerste kamer valt dan immers weg.

De kamerverhuurvrijstelling bedraagt maximaal € 6324 in 2025 en wordt naar schatting door 13.800 huishoudens gebruikt. De jaarlijkse kosten worden geschat op € 6 miljoen in 2025 en € 7 miljoen in 2026. In de belastingaangifte hoeft niet te worden opgegeven dat gebruik wordt gemaakt van de vrijstelling. Het bijhouden van het gebruik van de kamerverhuurvrijstelling vereist een wijziging in de belastingaangifte waardoor de aangifte complexer maakt voor de burger. Een dergelijke wijziging kan op zijn vroegst pas in 2030 worden uitgevoerd door de Belastingdienst. Beleidskeuzes over de kamerverhuurvrijstelling en dekkingsopties laat zij over aan een volgend kabinet.

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.114

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Rubriek: Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Editie: 12 december

Informatiesoort: VN Vandaag

21

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen