Er is geen sprake van een bron van inkomen bij de betalingen aan een logeerouder. Dat is het standpunt van de Kennisgroep resultaat uit overige werkzaamheden.

De werkzaamheden liggen in de persoonlijke sfeer en het ideële karakter van de activiteiten staat voorop. Dit wordt bevestigd door de omstandigheid dat objectief is vastgesteld dat de kosten de ontvangen vergoeding veruit overtreffen.

De casus betreft X en het gezin van X die door tussenkomst van Stichting Y fungeren als logeergezin voor kinderen met een hulpvraag. Y is een regionale organisatie die zorg, ondersteuning en begeleiding biedt aan kinderen en jongeren en aan mensen met een verstandelijke beperking of niet-aangeboren hersenletsel. Y biedt de kinderen de mogelijkheid om af en toe te kunnen logeren in een logeergezin. X en de logeerkinderen zijn geen familie van elkaar. X heeft een overeenkomst gesloten met Y, waarvoor X een vergoeding ontvangt van Y. In de regel gaat het voor X om twee weekenden per maand waarvoor de maandelijkse vergoeding € 140 bedraagt. Uit de overeenkomst volgt dat de vergoeding die X van Y ontvangt, nooit hoger kan zijn dan de vergoeding die Y ontvangt van het zorgkantoor of van andere financiers van zorgverlening. X maakt ter zake van het zijn van logeerouder kosten en er worden zaken aangeschaft.

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.95

[Nieuwsbron]

Rubriek: Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 11 augustus

Informatiesoort: VN Vandaag

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen