
Via de Wet tegenbewijsregeling box 3 kan een belastingplichtige aannemelijk maken dat het werkelijke rendement van bezittingen en schulden in een kalenderjaar lager is dan het op forfaitaire wijze berekende voordeel uit sparen en beleggen. Daarbij rijst onder andere de vraag hoe de toerekening van het werkelijk rendement van bezittingen en schulden van een kind, dat gedurende het belastingjaar meerderjarig wordt, aan ouder(s) moet plaatsvinden.
Volgens de kennisgroep wordt in het kader van de tegenbewijsregeling box 3 voor de toerekening aan de ouder(s) enkel het werkelijke rendement van de bezittingen en schulden van het minderjarige kind vanaf 1 januari tot en met de datum waarop het kind meerderjarig is in aanmerking genomen. Dit standpunt is volgens de Kennisgroep in lijn met eerdere wetgeving, meer specifiek de Wet IB 1964.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.1
Wet inkomstenbelasting 2001 5.25
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3
Wet inkomstenbelasting 2001 2.15
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Rubriek: Inkomstenbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Informatiesoort: VN Vandaag
Editie: 23 juli
Focus: Focus
Dossiers: Box 3