De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van Hof Den Haag dat klachten over de objectafbakening in een procedure tegen de WOZ-beschikking thuishoren en niet in de procedure tegen de rioolheffing.

Belanghebbende, X BV, is eigenaar van een bedrijfspand met een rioolaansluiting. In hoger beroep tegen een aanslag rioolheffing stelt X BV dat de aanslag moet worden vernietigd wegens een onjuiste objectafbakening. Hof Den Haag oordeelt echter dat klachten over de objectafbakening in een procedure tegen de WOZ-beschikking thuishoren en niet in de procedure tegen de rioolheffing. De gemeentelijke verordening verwijst voor het voorwerp van de belasting immers rechtstreeks naar (de objectafbakening in) de Wet WOZ.

De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van Hof Den Haag dat klachten over de objectafbakening in een procedure tegen de WOZ-beschikking thuishoren en niet in de procedure tegen de rioolheffing. Voor de heffingsmaatstaf bij eigenaren, zijnde de waarde in het economische verkeer van het perceel, verwijst de verordening rioolheffing naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor de onroerende zaak vastgestelde waarde. De lijdelijke positie die de verordening daarmee inneemt ten opzichte van de WOZ-beschikking, staat eraan in de weg dat de WOZ-objectafbakening aan de orde wordt gesteld in bezwaar en beroep tegen de belastingaanslag (Vgl. Kamerstukken II 1996/97, 25037, nr. 3, blz. 16-17 en 24). Daarom kunnen zowel de bij beschikking vastgestelde waarde als de objectafbakening waarop die waardevaststelling is gebaseerd, niet aan de orde worden gesteld in bezwaar en beroep tegen een aanslag rioolheffing. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X BV ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Gemeentewet artikel 228A

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Editie: 22 september

Informatiesoort: VN Vandaag

251

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen