Belanghebbende, X, koopt op 14 december 2006 een perceel grond inclusief opstallen voor € 1.200.000. Op 16 december 2005 koopt X een ander perceel aan voor € 225.000. De percelen zijn op 1 juni respectievelijk 26 januari 2006 aan X geleverd. Op 18 september 2006 worden de opstallen gesloopt en op 9 maart 2007 wordt begonnen met de bouw van een vrijstaande villa met zwembad op beide percelen. Op 1 januari 2008 zijn de bouwwerkzaamheden voor de woning voor 60% en voor het zwembad voor 40% gereed. In geschil zijn de WOZ-waarden van de onroerende zaak op de peildata 1 januari 2005 en 1 januari 2007.
Hof Amsterdam (MK I, 3 maart 2011, P09/00431 en 09/00432) oordeelt – anders dan Rechtbank Amsterdam – dat de WOZ-waarde per 1 januari 2005 bepaald moet worden op de kostprijs van de grond vermeerderd met de uitgaven voor sloop en bouwrijp maken van de grond. Er is geen reden om in dit geval af te wijken van de hoofdregel dat een door de belastingplichtige betaalde koopprijs overeenkomt met de waarde in het economische verkeer. De WOZ-waarde op 1 januari 2007 is gelijk aan de koopsommen van de onroerende zaak, vermeerderd met een percentage in verband met de toenmalige stijging van de waarde van onroerende zaken en met de uitgaven die zijn gedaan voor de in aanbouw zijnde opstal. Het hof verklaart het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Amstelveen gegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).