Belanghebbende, mevrouw X, start in 2014 met het opzetten van een kledingwinkel. X huurt daartoe vanaf mei 2014 een winkelruimte, die zij vervolgens inricht. X koopt ook voorraad in. Alle kosten ad € 19.612 worden gefinancierd door haar toenmalige echtgenoot. In augustus 2014 wordt de huwelijksrelatie verbroken, waardoor X geen toegang meer heeft tot gemeenschappelijke financiële middelen. De deels betaalde voorraad is niet aan X geleverd. In geschil is of de kosten voor het opzetten van de winkel aftrekbaar zijn en in het bijzonder of de activiteiten een bron van inkomen zijn.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat er een objectieve voordeelsverwachting was bij de aanvang van de activiteiten. X had namelijk eerder een kledingwinkel gehad. Het doet er niet toe dat de activiteiten door omstandigheden niet verder van de grond zijn gekomen. De inspecteur heeft voorts niet goed onderbouwd waarom de activiteiten niet als winst uit onderneming maar slechts als resultaat uit overige werkzaamheden zouden kwalificeren. X voldoet echter niet aan het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek. De opgelegde verzuimboete wegens het niet tijdig doen van de aangifte komt te vervallen, omdat het aannemelijk is dat de aanmaning X door een verhuizing niet heeft bereikt (zie HR 15 december 2006, nr. 41.882, V-N 2006/65.5).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag