Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat het gebruik door de werknemers van maximaal 20 dagen per jaar te beperkt is om niet meer te spreken van een werkruimte ten behoeve van de belastingplichtige zelf.

Mevrouw X exploiteert een fysiotherapiepraktijk in een werkruimte op de eerste verdieping van haar privéwoning. Bij de voordeur is zowel een zakelijke als een privébel. In de hal op de begane grond is het privédeel afgeschermd door een rood-wit lint en een bordje "privé". In geschil is of X de kosten in verband met de werkruimte kan aftrekken. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de werkruimte niet kwalificeert als een naar verkeersopvatting zelfstandig deel van de woning. X stelt in hoger beroep dat de werkruimte niet uitsluitend wordt aangewend ten behoeve van haar zelf, maar gedurende haar afwezigheid ook dienstbaar is aan haar werknemers. Hof Amsterdam oordeelt dat het gebruik door de werknemers van maximaal 20 dagen per jaar te beperkt is om niet meer te spreken van een werkruimte ten behoeve van de belastingplichtige zelf. De aftrekbeperking van art. 3.16 lid 1 Wet IB 2001 is dus wel van toepassing op de onderhavige werkruimte. Anders dan X verdedigt, ziet de aftrekbeperking ook op de door het gebruik van de werkruimte opgeroepen energie-, schoonmaak- en inrichtingskosten. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 11 februari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen