Hof Arnhem overweegt dat sprake is van onzakelijke leningen en dat het kwijtscheldingsverlies daarop dus niet aftrekbaar is.

Belanghebbende, X bv bezit 50% van de aandelen in B bv. De overige 50% van de aandelen zijn in handen van een derde. X bv heeft op 2 november 1998 een overeenkomst van geldlening gesloten met B bv. Met bestrekking tot de uitgeleende gelden zijn nooit zekerheden gesteld. Eind 2005 was de lening opgelopen tot € 72 605. Daarnaast bestond tussen X bv en B bv een rekening-courant verhouding. X bv heeft betreffende de rekening-courant geen kredietlimiet gesteld. Eind 2005 bedroeg de vordering van X bv op B bv in rekening-courant € 123 612. Op 29 november 2005 heeft X bv haar aandelen in B bv verkocht aan derden voor € 1. Tussen partijen is onder meer overeengekomen dat X bv zijn vorderingen op B bv kwijtscheldt. Blijkens de jaarrekening 2005 van B bv heeft het eigen vermogen ultimo 2004 en 2005 respectievelijk € 406 242 negatief en € 286 464 negatief bedragen. X bv heeft ter zake van de kwijtschelding van haar vorderingen op B bv een bedrag van € 140 833 ten laste van haar winst over het jaar 2005 gebracht (hierna: het kwijtscheldingsverlies). B bv heeft een gelijk bedrag als kwijtscheldingswinst tot het belaste resultaat over het jaar 2005 gerekend. Bij het vaststellen van de aanslag corrigeert de inspecteur het bedrag van het kwijtscheldingsverlies. Rechtbank Arnhem verklaart het beroep van X bv gegrond. De inspecteur komt in hoger beroep.

Hof Arnhem overweegt dat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, de fiscale behandeling van een vordering bij een crediteur (X bv) niet afhankelijk is van de wijze waarop de daartegenover staande schuld bij de debiteur (B bv) in de belastingheffing wordt betrokken. Vervolgens acht het hof het aannemelijk dat X bv bij het verstrekken van de geldleningen een debiteurenrisico heeft gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. X bv heeft dit debiteurenrisico om aandeelhoudersmotieven aanvaard. Dit brengt mee dat sprake is van onzakelijke leningen. Het kwijtscheldingsverlies kan dan niet in mindering op de winst van X bv worden gebracht. Het principale hoger beroep van de inspecteur is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof Arnhem

320

Gerelateerde artikelen