X bv voldoet in 2014 tot en met 2016 BPM voor ruim 300 auto's. Haar taxaties zijn gebaseerd op de kosten om ze weer in onberispelijke staat te brengen. Volgens de inspecteur leidt dit tot structureel te lage handelsinkoopwaarden. Bij het overleg hierover, stelt X bv dat bij een tweede groep juist teveel BPM is voldaan. In geschil is de BPM-naheffing van € 139.556, alsmede de verzuimboete van € 5278, waarbij de tweede groep ook 'in positieve zin' is meegenomen. Volgens Rechtbank Noord-Nederland heeft de inspecteur de indruk gewekt dat de tweede groep alleen in de naheffing betrokken zou worden als dit voordelig voor X bv zou zijn ('informele verrekening/interne compensatie'). De naheffing wordt daarom verminderd met € 26.033. De boete wordt vernietigd vanwege het pleitbare standpunt. X bv gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat bij vastgestelde schade de waardevermindering 100% is voor auto’s jonger dan één jaar en met maximaal 30.000 km's. Voor auto’s die door Domeinen zijn beoordeeld, is de waardevermindering conform de percentages die daar zijn gehanteerd. Voor de overige auto’s is de waardevermindering 72%. Voor BPM-aangiften van vóór 2015 kunnen ook waardeverminderende factoren in aanmerking worden als er geen ‘meer dan normale gebruiksschade’ is. Voor 64 extra auto’s wordt de verschuldigde BPM daarom verlaagd, conform de door X bv gebruikte taxatierapporten. De naheffing wordt vastgesteld op € 77.813. Het incidentele beroep van de inspecteur is ongegrond, omdat X bv ten dele op rechtskundige gronden een pleitbaar standpunt heeft, ook al is het criterium 'meer dan normale gebruiksschade' feitelijk van aard.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden