X woont in Frankrijk. Hij beschikt tevens over een woning in Nederland. De WOZ-waarde 2012 van de woning is € 909.000. X heeft de woning tot 2008 verhuurd. Thans staat de woning leeg te koop voor circa € 1 mln. In geschil is de waarde van de woning voor de IB-heffing voor het jaar 2012. X stelt dat er sprake is van een negatief rendement, en dat de woning niets waard is. De inspecteur gaat uit van de WOZ-waarde.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het wettelijke systeem als zodanig niet in strijd is met art. 1 EP. De rechtbank verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2016, nr. 14/05020 (V-N 2016/31.12) over het jaar 2011. Aangezien X geen gegevens aandraagt waaruit de rechtbank kan afleiden dat de situatie in 2012 is veranderd ten opzichte van 2011, volgt de rechtbank het arrest van de Hoge Raad. Ook volgt de rechtbank X niet in zijn stelling dat er sprake is van een buitensporige last. X heeft de woning namelijk voor vier jaren verhuurd aan zijn dochter voor € 1 per jaar, zodat het maar de vraag is of het behalen van een rendement van 4% structureel onmogelijk was. Ook is de leegwaarderatio van art. 5.20 Wet IB 2001 volgens de rechtbank niet van toepassing. Er is namelijk geen sprake van verhuur, maar van bruikleen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.20
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 8 februari