De Hoge Raad beslist dat de gemeente de leges voor het in behandeling nemen van een Nederlandse ID-kaart na 21 september 2011 terecht heeft geheven naar het tarief voor personen ouder dan veertien jaar.

X vraagt op 19 oktober 2011 bij de gemeente Zeewolde een Nederlandse identiteitskaart aan. In geschil is of de gemeente terecht een bedrag aan rechten van € 43,85 van X heeft gevorderd. Nadat de Hoge Raad op 9 september 2011 legesheffing onmogelijk heeft gemaakt voor de identiteitskaart (nr. 10/04967, BNB 2011/257), dient het Ministerie van Binnenlandse zaken op 22 september 2011 een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in om gemeenten weer rechten te laten heffen. Dit resulteert in de Wet van 13 oktober 2011, houdende regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart (hierna: de wet). De wet heeft terugwerkende kracht tot 22 september 2011. Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat de heffingsambtenaar gelet op artikel 1 in verbinding met artikel 2 van de Reparatiewet op basis van de legesverordening 2011 van X de rechten mocht vorderen betreffende de aanvraag van een Nederlandse ID-kaart. Volgens het hof is het goedkopere tarief voor personen jonger dan 14 jaar (€ 9,22 in plaats van € 43,85) niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel. X komt in cassatie. De Hoge Raad beslist, in navolging van het hof, dat de heffingsambtenaar op basis van de Reparatiewet van 22 september 2011 rechten in rekening kon brengen aan X voor de aanvraag van een Nederlandse ID-kaart. De klachten van X die zijn gericht tegen dit oordeel van het hof falen op gronden die zijn vermeld in het arrest van de Hoge Raad van 27 maart 2015, nr. 13/06195.  De klachten van X gericht tegen het oordeel van het hof betreffende de kwestie van het gelijkheidsbeginsel kunnen niet tot cassatie leiden. Het beroep in cassatie is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 229

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad

6

Gerelateerde artikelen