Rechtbank Gelderland oordeelt dat de legessanctie van art. 3.1 lid 4 van de WRO opgevat moet worden als een verbod om leges te heffen.

X vraagt bij de gemeente Nijkerk een omgevingsvergunning aan voor het legaliseren van het gewijzigd uitvoeren van het dak op zijn woning. In geschil is of de gemeente bevoegd is leges te heffen ter zake van de aanvraag, in het licht van de legessanctie voor verouderde bestemmingsplannen.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de legessanctie van art. 3.1 lid 4 van de WRO opgevat moet worden als een verbod om leges te heffen. De rechtbank is op grond van de onduidelijke wetsgeschiedenis waar termen door elkaar worden gebruikt van oordeel dat de wetgever met de term ‘invorderen' in art. 3.4 lid 4 van de WRO het oog heeft gehad op het heffen van rechten en niet op het invorderen van geheven rechten. Verder oordeelt de rechtbank dat de legessanctie betrekking heeft op de gehele aanslag leges omgevingsvergunning en niet alleen op de leges inzake het planologisch strijdig gebruik. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de legessanctie betrekking heeft op leges ten aanzien van vergunningen voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten. Naar het oordeel van de rechtbank hebben alle in rekening gebrachte leges direct betrekking op de aangevraagde omgevingsvergunning voor de verbouw van de woning van X. Weliswaar splitst de gemeente het totale legesbedrag uit naar verschillende categorieën, maar feitelijk hebben deze leges betrekking op één en dezelfde vergunningsaanvraag. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 229

Wet ruimtelijke ordening 3.1-4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Gelderland

2

Gerelateerde artikelen