Hof Amsterdam oordeelt dat X zijn verhuurde IB-onderneming geruisloos in Z bv kan inbrengen. X blijft namelijk, als medegerechtigde tot het vermogen van een onderneming, vanaf juli 2010 winst uit onderneming genieten.
Belanghebbende, X, drijft een eenmanszaak die zich bezighoudt met de verkoop van motorbrandstoffen en shop-artikelen aan particulieren en bedrijven. Verder wordt ook een carwash geëxploiteerd en wordt één caravan verhuurd. X verhuurt zijn onderneming vanaf juli 2010 aan X bv. Bij notariële akte van 29 maart 2018 brengt X zijn eenmanszaak in de door hem opgerichte Z bv in. De inspecteur wijst het verzoek van X om geruisloze inbreng (art. 3.65 Wet IB 2001) af.
Hof Amsterdam oordeelt dat X zijn verhuurde IB-onderneming geruisloos in Z bv kan inbrengen. X blijft namelijk, als medegerechtigde tot het vermogen van een onderneming, vanaf juli 2010 winst uit onderneming genieten (art. 3.3 lid 1 onderdeel a Wet IB 2001). Het hof acht van belang dat de tot de verhuurde onderneming behorende vermogensbestanddelen, na afloop van de maximale huurperiode van vijftien jaren, weer aan X toevallen. Hij blijft een belang houden bij de waardeontwikkeling daarvan. De medegerechtigdheid vormt dan een rechtstreekse voortzetting van zijn eerdere gerechtigdheid als ondernemer in de zin van art. 3.4 Wet IB 2001. Dat X slechts medegerechtigde is, staat bij de inbreng in Z bv aan toepassing van de faciliteit niet in de weg. Daarbij wijst het hof erop dat de wetgever er nadrukkelijk voor heeft gekozen om de kring van gerechtigden tot de onderhavige faciliteit niet te beperken tot ‘echte’ ondernemers, maar deze ook open te stellen voor medegerechtigden. Het gelijk is aan X.
Lees ook het thema Omzetting: van IB-onderneming naar bv.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.3
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Wet inkomstenbelasting 2001 3.65