Een stelsel op basis van werkelijk rendement gaat ten koste van elementen als de vooringevulde aangifte, lage administratieve lasten, eenvoud en de reikwijdte van de grondslag. Een overgang naar een dergelijke heffing moet kunnen rekenen op een zo groot mogelijk maatschappelijk en politiek draagvlak. Daarom is meer onderzoek nodig. Dat schrijft staatssecretaris Snel van Financiën aan de Tweede Kamer.

Het onderzoek behelst meer fundamentele beleidsopties op het terrein van de vermogensrendementsheffing. Het vorige kabinet heeft reeds een verkenning in gang gezet die heeft geleid tot een voortgangsrapportage (V-N 2016/49.23) en een keuzedocument box 3 (V-N 2017/30.11). Hieruit is de conclusie getrokken dat een stelsel van vermogensrendementsheffing op basis van werkelijk rendement niet kan voldoen aan alle hiervoor genoemde uitgangspunten. Een overgang naar een dergelijk stelsel is op korte of middellange termijn alleen denkbaar als er concessies worden gedaan.

De staatssecretaris laat versneld deelonderzoek uitvoeren naar opties om specifiek belastingplichtigen met vooral of uitsluitend spaargeld tegemoet te komen. Het gaat dan om de variant ‘belasten werkelijk spaarrendement’. Een stelsel op basis van werkelijk rendement vergt een keuze tussen twee systemen: een vermogensaanwas- of een vermogenswinstbelasting. Beide varianten kennen een flinke verzwaring van de administratieve lasten en toename in complexiteit. Ook is de uitvoering en handhaving structureel problematisch. De vermogenswinstbelasting maakt langdurig uitstel van belastingheffing en belastingontwijking mogelijk. Het is ook complex om van deze systematiek af te stappen. Een vermogensaanwasbelasting kan tot liquiditeitsproblemen leiden.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 16 april

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen