A-G Niessen concludeert dat de MKB-winstvrijstelling wetssystematisch niet gelijk te stellen is aan de ondernemersaftrek en de zelfstandigenaftrek.

Belanghebbende (X) is advocaat. Hij is partner van de advocatenmaatschap Z. Z heeft vestigingen in diverse landen waaronder Engeland. Het wereldinkomen van belanghebbende bestaat onder meer uit winst toe te rekenen aan een v.i. in Engeland. Bij de berekening van de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting neemt belanghebbende de MKB-winstvrijstelling alleen mee in de noemer van de voorkomingsbreuk. De inspecteur is van mening dat de MKB-winstvrijstelling ook moet worden meegenomen in de teller van de voorkomingsbreuk. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de goedkeuring uit het besluit van de staatssecretaris voor de ondernemersaftrek (15 april 2005, nr. IFZ2005/145) niet geldt voor de MKB-winstvrijstelling. De rechtbank wijst er hierbij op dat het in dit geval gaat om de uitleg van een begunstigend beleidsbesluit met een voorlopig karakter en niet om de uitleg van de wettelijke bepalingen op dit punt. Volgens de rechtbank heeft het besluit alleen betrekking op de ondernemersaftrek – die expliciet wordt vermeld – en niet ook op de MKB-winstvrijstelling. Ook de wetssystematiek vormt volgens de rechtbank geen reden voor een andersluidende uitleg van het besluit. Het gelijk is aan de inspecteur.

Advocaat-Generaal (A-G) Niessen concludeert dat de MKB-winstvrijstelling wetssystematisch niet gelijk te stellen is aan de ondernemersaftrek en de zelfstandigenaftrek. Verder is de A-G van mening dat er ook geen sprake is van een verboden belemmering van de vestigingsvrijheid. Volgens de A-G is de MKB-winstvrijstelling onlosmakelijk verbonden met de winstgenererende activiteit en knoopt deze niet aan bij de persoonlijke situatie van de belastingplichtige. De MKB-winstvrijstelling kan dan ook niet worden geschaard onder de belastingvoordelen die verband houden met de fiscale draagkracht van de belastingplichtige. Het voor een evenredig deel meenemen van de MKB-winstvrijstelling in de teller van de voorkomingsbreuk, is volgens de A-G dan ook niet in strijd met het gemeenschapsrecht. Het beroep in cassatie van belanghebbende moet volgens de A-G ongegrond worden verklaard.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

3

Gerelateerde artikelen