Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen. Er is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. X heeft zijn stelling dat daarvan sprake is niet onderbouwd.

X houdt via het Luxemburgse Z, dat transparant is voor Nederlandse fiscale doeleinden, 90% van de aandelen in Y Ltd. X woont in België en is buitenlands belastingplichtige. Op 16 september 2013 keert Y Ltd. een dividend uit van € 25 mln aan X. X verantwoordt de dividenduitkering niet in zijn IB-aangifte. Naar aanleiding van een boekenonderzoek bij Y Ltd. legt de inspecteur op 30 november 2018 een naheffingsaanslag dividendbelasting van € 3,7 mln op aan Y Ltd. X verzoekt op 12 februari 2019 om ambtshalve vermindering van de IB-aanslag 2013. De inspecteur wijst het verzoek af. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen. De inspecteur heeft het verzoek namelijk na afloop van de daarvoor geldende wettelijke vijfjaarstermijn ontvangen. In hoger beroep stelt X dat de inspecteur uit eigen beweging de IB-aanslag PVV 2013 had moeten verminderen dan wel dat de termijnoverschrijding hem niet kan worden tegengeworpen.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen. Er is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. X heeft zijn stelling dat daarvan sprake is niet onderbouwd. Dat de termijn voor de indiening van het verzoek kort is geweest door het laat opleggen van de naheffingsaanslag dividendbelasting aan Y Ltd., is ook niet van belang. Verder merkt het hof op dat voor verrekening van dividendbelasting is vereist dat het dividend daadwerkelijk in het verzamelinkomen is begrepen. Daarvan is bij X geen sprake. Dat de inspecteur heeft nagelaten om aan X een IB-navorderingsaanslag 2013 op te leggen, waarin het dividendinkomen is begrepen, is niet van belang. De stelling van X dat het feit dat hij een ab houdt in een in Nederland gevestigde vennootschap meebrengt dat de dividendbelasting een verrekenbare voorheffing is, wordt onder verwijzing naar de tekst ven de wet en de wetsgeschiedenis ook verworpen. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 9.6

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 artikel 45AA

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 12 december

Informatiesoort: VN Vandaag

35

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen