Na te hebben vastgesteld dat omkering van de bewijslast niet aan de orde is, vernietigt Rechtbank 's-Gravenhage de naheffingsaanslag loonheffing die de inspecteur aan X bv heeft opgelegd.

Eiseres, X bv, exploiteert een autobedrijf. De inspecteur concludeert uit een FIOD-onderzoek dat X bv heeft deelgenomen aan carrouselfraude. Hij stelt dat een bedrag van ruim € 600.000 dat X bv ten titel van omzetbelasting op aan haar uitgereikte facturen heeft betaald ten gunste is gekomen van personen die bij X bv in dienst waren en dat dit bedrag daarom moet worden aangemerkt als loon. De inspecteur legt X bv de in geschil zijnde naheffingsaanslag loonbelasting op. De inspecteur beroept zich op omkering van de bewijslast onder meer omdat de vereiste aangiften niet zijn gedaan.

Rechtbank ‘s-Gravenhage overweegt dat voor omkering van de bewijslast omdat de vereiste aangifte niet is gedaan, noodzakelijk is dat de inspecteur aannemelijk maakt dat de desbetreffende personen loon uit dienstbetrekking hebben genoten en dat daarvoor aanzienlijk te lage aangiften loonbelasting zijn gedaan. De inspecteur maakt echter niet aannemelijk dat van een dienstbetrekking sprake is geweest. Dat X bv zich heeft schuldig gemaakt aan (carrousel)fraude en de desbetreffende personen daaraan mogelijk hebben meegewerkt, leidt niet tot een ander oordeel. De overige gronden die de inspecteur heeft aangevoerd voor de omkering van de bewijslast acht de rechtbank daarvoor onvoldoende. Het beroep is gegrond en de naheffingsaanslag wordt vernietigd. De rechtbank wijst het verzoek van X bv om een integrale proceskostenvergoeding af.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting

Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage

3

Gerelateerde artikelen