Hof Amsterdam handhaaft de aan een fiscale eenheid voor de omzetbelasting opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting. Er is geen sprake van een overdracht van een onderneming en er is sprake van levering van een bouwterrein.

Belanghebbende, X, is een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Aan X is de in geschil zijnde naheffingsaanslag omzetbelasting over het jaar 2008 opgelegd. Dit naar aanleiding van een boekenonderzoek bij Holding bv die in het jaar 2008 deel uitmaakt X. De samenstelling en de naam van X zijn een aantal keren gewijzigd. Evenals bij de rechtbank is bij het hof in geschil of de naheffingsaanslag op de voorgeschreven wijze en binnen de termijn van artikel 20 AWR bekend is gemaakt. In hoger beroep heeft X aangevoerd dat zij de naheffingsaanslag door de onjuiste adressering daarvan pas op 8 januari 2014 dus buiten de wettelijke termijn heeft ontvangen. Daarnaast is in geschil of omzetbelasting betreffende de overdracht van registergoederen en goodwill terecht nageheven is, hetgeen de inspecteur stelt en X weerspreekt.

Volgens Hof Amsterdam moet de inspecteur voor de bekendmaking van de naheffingsaanslag gebruik maken van het bij hem van X bekende adres en niet van het vestigingsadres van een of meer van haar onderdelen. Een fiscale eenheid dient haar adreswijziging door te geven aan de inspecteur. Dat is pas gedaan op 27 december 2013 en niet zoals X aanvoert al in of naar aanleiding van het gesprek dat op 19 december 2013 is gevoerd met de inspecteur vennootschapsbelasting betreffende de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Dit betekent dat inspecteur de voor X bestemde stukken op 20 december 2013 terecht heeft verzonden naar het hem bekende adres van X. Verder beslist het hof dat X er niet in is geslaagd te bewijzen dat bij de overdracht van de registergoederen en de daarmee samenhangende goodwill sprake is van een overdracht van een onderneming in de zin van art. 31 Wet OB 1968 (thans art. 37d Wet OB 1968). Het hof verwerpt de stelling van X dat de in geding zijnde grond niet kan worden aangemerkt als een bouwterrein, omdat de grond ten tijde van het transportdatum nog bebouwd was. De fundering van een muur en een oud transformatorhuisjes verhinderen volgens het hof niet dat de grond als 'bouwterrein' moet worden aangemerkt. De levering van het bouwterrein is terecht in de heffing van omzetbelasting betrokken. Het hoger beroep is ongegrond. De naheffingsaanslag wordt gehandhaafd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 37d

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Algemene wet inzake rijksbelastingen 20

Algemene wet inzake rijksbelastingen 5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

4

Gerelateerde artikelen