Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is omdat X het griffierecht niet betaalt en geen beroep op betalingsonmacht doet, ondanks herhaalde waarschuwingen.

De inspecteur legt aan X aanslagen IB/PVV op voor 2019 en 2020. X maakt bezwaar en stelt de inspecteur in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op de bezwaren tegen de aanslagen IB/PVV over 2020, 2021 en 2022. De inspecteur verklaart de bezwaren ongegrond en kent geen dwangsom toe. De rechtbank verklaart het beroep over 2020 gegrond, de overige beroepen ongegrond. X stelt hoger beroep in. In april 2025 schrijft de griffier dat €143 griffierecht moet worden betaald en wordt de mogelijkheid geboden om betalingsonmacht te claimen. X weigert het griffierecht te betalen en voert aan dat de heffing strijdig is met het EVRM en Unierecht. Dat herhaalt hij in reactie op een herinnering en de uitnodiging voor de zitting. De griffier meldt in september per brief nog eens dat mogelijk op de zitting niet-ontvankelijkheid volgt bij het uitblijven van betaling van het griffierecht. Zowel X als de inspecteur verschijnen niet op de zitting van oktober 2025. In geschil is of niet-betaling van griffierecht leidt tot niet-ontvankelijkheid en of de heffing strijdig is met Unierecht.

Het hof stelt vast dat X het griffierecht ook na herinnering niet betaalt en bewust geen beroep op betalingsonmacht doet. De griffier instrueert tweemaal over betaling, termijnen en gevolgen. Het hof oordeelt dat het Unierecht griffierecht toestaat en dat geen omstandigheden zijn aangevoerd die het verzuim rechtvaardigen. X' hoger beroep is niet-ontvankelijk en wordt niet inhoudelijk behandeld. 

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Algemene wet bestuursrecht artikel 8.41

Algemene wet bestuursrecht artikel 8.42

Algemene wet bestuursrecht artikel 8.108

Algemene wet bestuursrecht artikel 8.109

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 23 december

Informatiesoort: VN Vandaag

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen