X heeft sinds 2014 een rijksmonument, dat kwalificeert als eigen woning. Belanghebbende is in 2015 niet uitgenodigd tot het doen van aangifte en doet vervolgens op 2 april 2019 een spontane aangifte IB/PVV 2015. Daarin claimt hij een persoonsgebonden aftrek ten bedrage van 80% van € 284.858 (€ 227.887) in verband met de onderhoudskosten van het rijksmonument. De inspecteur wijkt van de aangifte af, accepteert € 81.941 als drukkende onderhoudskosten en corrigeert het belastbare inkomen als gevolg van het aanwezige box 3-vermogen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur niet onzorgvuldig heeft gehandeld door het niet uitreiken van het aangiftebiljet, omdat X na het ontstaan van de belastingschuld zelf om uitreiking daarvan had moeten verzoeken. De indiening van de aangifte, in combinatie met de vermelding van aanwezig vermogen, leverden een navordering rechtvaardigend nieuw feit op. De rechtbank acht het voorts niet aannemelijk dat X in redelijkheid meer kosten had moeten maken voor werkzaamheden om het pand als kantoorpand in bruikbare staat te herstellen of te houden. De in de navorderingsaanslag opgenomen box 3-heffing leidt tot slot niet tot een individuele een buitensporige last voor X. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Wet inkomstenbelasting 2001 6.31
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant