De heer X exploiteert twee apotheken. Per 1 januari 1993 is de eerste apotheek geruisloos ingebracht in een bv. Per 1 januari 1994 is de tweede apotheek in dezelfde bv ingebracht, waarbij de waarde van de goodwill is vastgesteld door een accountant-administratieconsulent. In geschil is of de terzake van de laatste inbreng uitgereikte aandelen zijn volgestort. Volgens Hof Leeuwarden is het verschil tussen de inbrengwaarde ad f 809.308 (€ 367.247) en de werkelijke waarde ad f 300.000 (€ 136.134) van de goodwill zowel absoluut als relatief dermate groot, dat de glijclausule hierdoor niet werkt. De inspecteur heeft de geruisloze inbreng terecht geweigerd en de deswege optredende (ruisende) stakingswinst terecht bij X belast. Het belastbaar inkomen wordt vastgesteld op f 189.982 (€ 86.210). De Hoge Raad (8 juni 2007, nr. 42680, V-N 2007/28.11) bevestigt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de goodwill per 1 januari 1994 hoger was dan f 300.000, doch oordeelt ambtshalve dat ten onrechte voorbij is gegaan aan de intentie van X om aan de zevende standaardvoorwaarde te voldoen. De inspecteur wordt opgedragen opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar. De inspecteur doet dit door het belastbare inkomen vast te stellen op f 189.982 (€ 86.210). Rechtbank Leeuwarden verklaart het beroep van X hiertegen ongegrond. X gaat in hoger beroep.
Hof Leeuwarden (MK I, 5 april 2011, 10/215, V-N 2011/36.1.2) oordeelt dat de inspecteur de geruisloze inbreng terecht alsnog heeft geweigerd, aangezien X niet conform de glijclausule (onverwijld) aandelen om niet aan de bv in eigendom heeft overgedragen. In mei 2001 zijn de statuten van de bv inmiddels gewijzigd. Het maatschappelijk kapitaal van de bv is in dat kader verminderd tot € 19.500 en het geplaatste kapitaal is verminderd tot € 18.855, onder restitutie van het op de geplaatste aandelen gestorte kapitaal van f 1.291.449 (€ 586.034). Door de kapitaalvermindering en het door X volledig opnemen van de creditering bij de bv kan de glijclausule niet meer worden uitgevoerd. Het staat de inspecteur voorts vrij om niet in te gaan op het verzoek van X om in plaats daarvan f 530.000 (€ 240.503) in rekening courant tussen hem en de bv te mogen verrekenen of het geplaatste kapitaal te mogen verhogen tot € 147.555. Het beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).