Belanghebbende, X, drijft vanaf februari 2001 anderhalf jaar lang een café waarvan de resultaten zodanig zijn dat X in maart 2003 failliet wordt verklaard. X drijft in 2002 ook een tegelzetbedrijf, waarin haar echtgenoot Y, de werkzaamheden verricht, maar waarover X met de inspecteur is overeengekomen dat het resultaat, naast dat van het café, aan haar wordt toegerekend. In de aangifte IB 2002 geeft X niets aan ter zake van de ondernemingsactiviteiten. De inspecteur legt X een aanslag IB op waarin hij wel winst belast en start een boekenonderzoek, zowel bij X als bij Y. Uit derdenonderzoek blijkt dat Y wel degelijk omzet heeft behaald binnen het tegelzetbedrijf. In geschil is of de inspecteur terecht met omkering en verzwaring van de bewijslast de aanslag IB heeft opgelegd, en of de aanslag berust op een redelijke schatting.
Hof Arnhem oordeelt dat de administratie van X niet kan dienen als betrouwbare basis voor de belastingheffing. De kasadministratie van het tegelzetbedrijf ontbreekt geheel, en die van het café is gebrekkig, te meer omdat X geen kasadministratie heeft gevoerd waarbij het hof het X aanrekent dat de Z-afslagen van de kassa niet aansluiten met de bedragen in het kasboek. X heeft ook niet voldaan aan haar bewaarplicht. Het hof concludeert dat de gebreken van de administraties zodanig ernstig zijn dat omkering en verzwaring van de bewijslast gerechtvaardigd is. Het resultaat van het café is vastgesteld op € 10.000 negatief en van het tegelzetbedrijf op € 32.500. X slaagt er niet in de onjuistheid daarvan overtuigend aan te tonen. Het hof oordeelt dat de aanslag berust op een redelijke schatting. De winstcorrectie van het tegelzetbedrijf is mede gebaseerd op informatie verkregen bij een derdenonderzoek bij D. Niet vereist is - voor een redelijke schatting - dat de inspecteur bij alle opdrachtgevers een derdenonderzoek moet instellen om de werkelijke omzet te bepalen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.