Rechtbank Den Haag oordeelt dat het verzoek om btw-teruggaaf ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, maar dat X bv niet slaagt in de bewijslast dat de vergoeding niet door de debiteur is betaald. X bv kan door een computercrash namelijk geen bewijsstukken overleggen.

Belanghebbende, X bv, is een leasemaatschappij. Zij heeft in 2007 tot en met 2011 auto's aan Y1 bv geleased. Aangezien Y1 bv de facturen niet betaalt, besluit X bv in april 2009 bv om geen nieuwe facturen meer uit te reiken. De hierop betrekking hebbende btw is door X bv niet op aangifte voldaan. Y1 bv en haar dochter Y2 bv gaan in april 2011 failliet. X bv reikt in mei 2011 op verzoek van de curator alsnog de oude facturen uit. De hierop vermelde btw is wel op aangifte voldaan. Haar totale vordering van € 455.633 (inclusief € 66.666 btw) is vervolgens bij de curator ingediend. In januari 2014 bericht de curator dat X bv geen enkele uitkering zal krijgen. X bv dient daarom in februari 2014 een btw-teruggaafverzoek in bij de inspecteur. In geschil is of dit verzoek tijdig is ingediend en of de teruggaaf terecht (ambtshalve) is geweigerd.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat het verzoek om teruggaaf ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, maar dat X bv niet slaagt in de bewijslast dat de vergoeding niet is betaald. X bv kan door een computercrash namelijk geen bewijsstukken overleggen. X bv stelt vergeefs dat destijds uitsluitend mondeling is aangedrongen op betaling en dat uitstel van betaling is verleend omdat Y2 bv een potentieel succesvol product ontwikkelde. Het feit dat de - achteraf opgemaakte - vordering is opgenomen op de lijst van voorlopig erkende crediteuren maakt ook niet dat daarmee vaststaat dat sprake is van een vordering van voor de faillietverklaring die niet is betaald. De curator heeft namelijk expliciet verklaard dat er geen inhoudelijke beoordeling van de vordering heeft plaatsgevonden. Het bezwaar van X bv is dus terecht ongegrond verklaard. De stelling van de inspecteur dat de btw op de achteraf opgemaakte factuur uitsluitend was verschuldigd op grond van art. 37 Wet OB 1968 en dat hiervoor geen teruggaaf kan worden gevraagd, kan in het midden blijven.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 29

Wet op de omzetbelasting 1968 37

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

9

Gerelateerde artikelen