Belanghebbende, X bv, verkrijgt in 2018 de aandelen in Y bv, een onroerendezaakrechtspersoon. Tot de activa van Y bv behoort een kantoorpand waarvan Y bv het recht van erfpacht op de grond met daarop het pand heeft verkregen voor € 6,5 mln. In 2016 - 2017 is het pand verbouwd voor € 25,2 mln., en vanaf juni 2017 is het pand gefaseerd opgeleverd en door de in totaal 9 à 10 huurders in gebruik genomen. In geschil is of ter zake van de verkrijging overdrachtsbelasting is verschuldigd. Volgens X bv is de samenloopvrijstelling van art. 15 lid 1 onderdeel a Wet BRV van toepassing omdat het pand in wezen nieuw is gebouwd. De levering van het pand zou dan aan BTW-heffing zijn onderworpen.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de samenloopvrijstelling niet van toepassing is omdat door de verbouwing geen nieuw vervaardigde onroerende zaak is ontstaan. Dat het opknappen en aanpassen van het pand aan de huidige tijd tot een verlenging van de economische levensduur heeft geleid, is minder van belang. Ook is niet doorslaggevend dat het uiterlijk van het pand, zowel intern als extern, en ook de identiteit van het pand, behoorlijk zijn gewijzigd, omdat de wijzigingen relatief zijn. Het pand is en blijft namelijk een kantoorpand, zowel naar uiterlijk als identiteit. De rechtbank wijst er verder op dat, ondanks de aanzienlijk investering, zowel absoluut als relatief, in het pand geen ingrijpende constructieve wijzigingen hebben plaatsgevonden. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15
Wet op belastingen van rechtsverkeer 4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Rechtbank Noord-Holland