Volgens Advocaat-Generaal IJzerman komen het leidingwerk, het meet- en regelstation en de laad- en losarmen in aanmerking voor de werktuigenvrijstelling.

Belanghebbende, X bv, is eigenaar en gebruiker van een tankterminal in het havengebied van Rotterdam. Op de locatie van de terminal bevindt zich een olieopslag- en olieoverslaginstallatie die bestaat uit acht olietanks, leidingwerk, laad- en losarmen, alsmede een meet- en regelsysteem. In geschil is of het leidingwerk, de laad- en losarmen en het meet- en regelstation vallen onder de werktuigenvrijstelling van de Wet WOZ. Deze vrijstelling geldt voor werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat genoemde onderdelen onder de werktuigenvrijstelling vallen. In cassatie stelt de gemeente dat de onderdelen allemaal een eigen functie binnen het productieproces hebben en dus elk op zichzelf als een gebouwd eigendom zijn aan te merken.

Volgens Advocaat-Generaal IJzerman komen het leidingwerk, het meet- en regelstation en de laad- en losarmen in aanmerking voor de werktuigenvrijstelling. De A-G acht het oordeel van het hof dat de tankterminal in zijn geheel een gebouwd eigendom is en niet de afzonderlijke onderdelen in overeenstemming met de wetsgeschiedenis en met het ruime begrip ‘gebouwd eigendom' in de Wet WOZ. De A-G gaat niet mee in de stelling van de gemeente dat de onderdelen allemaal een eigen functie hebben binnen het productieproces en dus elk op zichzelf als een gebouwd eigendom zijn aan te merken. Bij deze indeling in functiegroepen wordt volgens de A-G teveel afstand genomen van het beslissende criterium voor de werktuigenvrijstelling, namelijk dat van ‘uiterlijke herkenbaarheid'. Ook pleit hiertegen dat een als geheel op einddoelen gericht productieproces wordt opgeknipt in deelprocessen die individueel juist geen zelfstandig productieproces vormen. Vervolgens overweegt de A-G nog dat de klacht van de gemeente dat het hof buiten de rechtsstrijd is getreden, moet falen vanwege gebrek aan (financieel) belang. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van X bv ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad

11

Gerelateerde artikelen