Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat X de laagste waarde op de koerslijst mag kiezen, ongeacht hoe X eigenaar van de auto is geworden en ongeacht de fiscale herkomst daarvan. Aangezien de uitspraak op bezwaar vóór 1 januari 2015 is gedaan, is voor de bezwaarkosten geen sprake van samenhangende zaken. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X doet in januari 2014 BPM-aangifte voor de registratie van een gebruikte BMW 120D. De inspecteur legt een naheffingsaanslag op van € 241 omdat hij van mening is dat de auto een btw-auto is en dus een hogere waarde heeft. Deze stelt hij vast op basis van de koerslijst voor een btw-auto. Volgens Rechtbank Den Haag mag worden uitgegaan van de koerslijst van een marge-auto, zoals X bepleit. Het onderscheid tussen een btw-auto en marge-auto is namelijk geen concreet aanwijsbare eigenschap van de auto zelf. Het onderscheid geeft slechts de belastingpositie van de handelaar in de handelsketen weer. Dit is op zichzelf onvoldoende om te constateren dat een btw-auto en een marge-auto niet langer concurreren en dus niet meer gelijksoortig zijn. X heeft recht op een proceskostenvergoeding, maar er is wel sprake van vier samenhangende zaken conform art. 3 lid 2 van het Besluit proceskosten bestuursrecht dat vanaf 1 januari 2015 geldt. De inspecteur gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag (MK I, 1 april 2016, BK-15/00379, V-N vandaag 2016/764) oordeelt dat X de laagste waarde op de koerslijst mag kiezen, ongeacht hoe X eigenaar van de auto is geworden en ongeacht de fiscale herkomst daarvan. De (fiscale) herkomst van de auto of de voor de omzetbelasting aan de auto toe te kennen status is namelijk geen eigenschap die aan de auto kleeft, en beïnvloedt de BPM-heffing dus niet. Het feit dat de invoer van een marge-auto gunstiger is, maakt de handelswijze van X niet strijdig met het neutraliteitsbeginsel. Het beroep van de inspecteur is ongegrond. Hoewel in bezwaar, beroep en hoger beroep sprake is van vier samenhangende zaken, brengt het rechtszekerheidsbeginsel niettemin mee dat voor het vaststellen van de proceskosten in bezwaar geen samenhang wordt aangenomen. De uitspraak op bezwaar is namelijk van 2 september 2014. Het incidentele hoger beroep van X is slechts in zoverre gegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit proceskosten bestuursrecht 3

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hoge Raad

2

Gerelateerde artikelen