Belanghebbende, X, drijft sinds 1977 een agrarische onderneming. X is gehuwd met Y. In 1989 eindigt het huwelijk tussen X en Y. In zijn IB-aangifte 1989 geeft X geen stakingswinst aan. Ook verhoogt hij de boekwaarden van de activa niet. In 2011 staakt X zijn onderneming. De inspecteur corrigeert de IB-aangifte met € 254.156 aan stakingswinst. Dit is het aandeel van Y in de stille reserve in 1989. X is het hier niet mee eens. Hij is namelijk van mening dat hij in 1989 niet heeft verzocht om doorschuiving, ex art. 15 Wet IB 1964, van de stakingswinst in verband met de scheiding, en dat de stakingswinst dan ook in 1989 belast had moeten worden.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur de stakingswinst uit 1989 terecht in 2011 in aanmerking heeft genomen. Volgens de rechtbank ligt de bewijslast namelijk bij X, en heeft hij niet aangetoond dat hij geen verzoek tot doorschuiving heeft gedaan. Dat X geen kopie van een doorschuifverzoek bij de overdracht van zijn zaken van zijn voormalige accountant aan zijn huidige accountant heeft ontvangen, acht de rechtbank niet relevant. Wel acht de rechtbank van belang dat X in de aangifte voor het jaar 1989 en de jaren daaropvolgend geen stakingswinst heeft aangegeven, en evenmin de boekwaarden van de activa heeft verhoogd. Verder heeft X ter zitting aangegeven dat er in de echtscheidingsprocedure vanuit is gegaan dat een doorschuifverzoek zou worden ingediend, omdat X in 1989 financieel niet in staat was om over de stille reserve af te rekenen. Dat de inspecteur geen schriftelijk doorschuifverzoek van X heeft weten te achterhalen, nu hij zijn dossiers na 7 jaar heeft opgeschoond en vernietigd, maakt dat volgens de rechtbank niet anders.
Lees ook het thema Stakingswinst
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8