Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat niet kan worden gezegd dat de schadevergoeding zozeer haar grond vindt in de door belanghebbende vervulde fictieve dienstbetrekking dat zij als daaruit genoten moet worden aangemerkt.
X heeft een uitzendovereenkomst met het uitzendbureau Z. X wordt door Z ter beschikking gesteld aan een gemeente. Tussen X en de gemeente is geen arbeidsovereenkomst afgesloten. Tijdens zijn werkzaamheden voor de gemeente, heeft X een bedrijfsongeval gehad ten gevolge waarvan X arbeidsongeschikt raakt. Na het ongeval ontvangt X een schadevergoeding van de gemeente. In de aanslag IB/PVV 2018 is de schadevergoeding aangemerkt als inkomsten uit vroegere dienstbetrekking.
Rechtbank Haarlem oordeelt dat de arbeidsverhouding tussen X en Z dient te worden aangemerkt als fictieve dienstbetrekking. Na het ongeval is van een fictieve dienstbetrekking geen sprake meer. Op verweerder ligt de bewijslast of de schadevergoeding van de gemeente voldoende verband houdt met de arbeidsverhouding tussen X en Z. Volgens de rechtbank kan niet worden gezegd dat de vergoeding zozeer haar grond vindt in de door X vervulde fictieve dienstbetrekking dat zij als daaruit genoten moet worden aangemerkt. De schadevergoeding is niet aan te merken als loon uit (fictieve) dienstbetrekking. Evenmin is aannemelijk dat de vergoeding moet worden aangemerkt als inkomen ter vervanging van gederfd loon.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 11
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Wet op de loonbelasting 1964 10
Wet op de loonbelasting 1964 6
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 2a
Wet op de loonbelasting 1964 4