X laat op 14 april 2011 een eenmanszaak inschrijven in het handelsregister. Van 9 november 2011 tot mei 2013 is X gedetineerd. De inschrijving van zijn onderneming is op 17 november 2011 ambtshalve doorgehaald. X dient op 12 oktober 2012 een aangifte omzetbelasting in over het vierde kwartaal van 2011, met een verzoek om teruggaaf van € 10.215. De inspecteur wijst dit verzoek af omdat X geen onderliggende facturen kan verstrekken. X stelt dat de facturen door zijn vader zijn ingediend bij de Belastingdienst, maar dat deze zijn kwijtgeraakt. In geschil is of X recht heeft op teruggaaf van omzetbelasting van € 10.215.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X het recht op teruggaaf van omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2011 niet aannemelijk maakt. X legt geen facturen over die betrekking hebben op het vierde kwartaal van 2011. Het hof erkent dat in uitzonderingsgevallen andere documenten het recht op aftrek van voorbelasting kunnen onderbouwen, maar oordeelt dat de door X overgelegde stukken onvoldoende zijn. Sommige facturen hebben betrekking op eerdere kwartalen en betalingen in het vierde kwartaal hebben een duaal karakter en zouden evengoed privé kunnen zijn gemaakt. X maakt ook niet aannemelijk dat de originele facturen bij de Belastingdienst zijn afgegeven en aldaar in het ongerede zijn geraakt. X beschikt niet over een bewijs van afgifte van stukken. Het hof verwerpt de stelling van X dat het ontbreken van bewijsmiddelen hem niet kan worden tegengeworpen vanwege detentie. Een eventuele bewijsnood komt voor rekening van X. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 35a
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 2
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 23 juni
Informatiesoort: VN Vandaag