Het oordeel van het hof dat X in hoger beroep niet om een vergoeding van de kosten heeft gevraagd, is volgens de Hoge Raad onbegrijpelijk. X heeft daar namelijk in zijn motivering van het beroepschrift in hoger beroep om verzocht.

 

Belanghebbende, X, exploiteert een schapenhouderij en rundveehandel. Tot zijn ondernemingsvermogen behoort een bedrijfswoning. Aangezien de bedrijfsresultaten jaren achtereen aanzienlijk negatief zijn, stelt de inspecteur dat X zijn onderneming per 31 december 2004 heeft gestaakt. Voor het vaststellen van de waarde van de woning, schakelt X een taxateur in. Hij verzoekt om vergoeding van de kosten. Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat X geen recht heeft op een vergoeding. Ter zitting is er namelijk een compromis bereikt, en volgens de rechtbank is aan het karakter van een compromis inherent dat elke partij dan haar eigen kosten draagt. Hof Leeuwarden oordeelt dat X in hoger beroep geen grief tegen de hoogte van de proceskostenveroordeling door de rechtbank heeft aangevoerd.

De Hoge Raad oordeelt dat X in hoger beroep wel degelijk om een vergoeding van de taxatiekosten heeft gevraagd. Het oordeel van het hof is dan ook onbegrijpelijk. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Amsterdam, om te onderzoeken in hoeverre er recht op een vergoeding bestaat. Volgens de Hoge Raad vindt het oordeel van de Rechtbank, dat aan het karakter van een compromis inherent is dat elke partij haar eigen proceskosten draagt, echter geen steun in het recht.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

0

Gerelateerde artikelen