Hof Amsterdam oordeelt dat de kosten van aan (afscheids)borrel aftrekbaar zijn voor een thans zelfstandig werkende belastingambtenaar.

De heer X werkt tot 1 juni 2003 als ambtenaar bij de Belastingdienst. Vervolgens is X voor zichzelf gaan werken als belastingkundige. X is daartoe een maatschap aangegaan met mevrouw D die ook belastingambtenaar was. De werkzaamheden van X bestaan voor het overgrote deel uit werkzaamheden als extern adviseur (counsel) voor F. Naast het schrijven van adviezen voor cliënten van F, fungeert X ook als vraagbaak voor de medewerkers van F. Facturering vindt plaats via F, op F-facturen en tegen het F-tarief. X en D ontvangen samen jaarlijks minimaal € 160.000 bruto. Uitgangspunt hierbij is dat zij ieder 600 uren werken. Voor 2003 en 2004 is in geschil hoe de arbeidsverhouding met F moet worden gekwalificeerd en of X in 2003 90% van de kosten van zijn "afscheidsborrel" mag aftrekken. Rechtbank Haarlem oordeelt dat ondanks de gegarandeerde omzet toch sprake is van zelfstandigheid en ondernemersrisico ten aanzien van de inkomsten van F. X is dus niet in dienstbetrekking bij F. Voorts is aannemelijk dat de borrel was bedoeld om naamsbekendheid te geven aan de onderneming en om opdrachten binnen te halen. Er waren namelijk niet alleen belastingambtenaren uitgenodigd. Het was dus geen echte afscheidsborrel, zodat de uitgaven wel zakelijk zijn. De inspecteur gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die een nieuw of ander licht op de zaak kunnen werpen. Het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop het berust, worden daarom overgenomen. Tussen partijen is echter niet in geschil de aanslag over 2003 (verder) moet worden verminderd met investeringsaftrek van € 1.365. Slechts om die reden is het hoger beroep gegrond en wordt de uitspraak van de rechtbank vernietigd.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

2

Gerelateerde artikelen