Belanghebbende, X, bezit sinds 1988 een pand dat bestaat uit een winkel- en een woongedeelte. Op 14 november 2003 koopt hij een tweede woning en sluit hij daarvoor een hypotheek af van € 605.000. De levering vindt plaats op 1 april 2004 en na een verbouwing betrekt X de woning op 1 april 2005. Het bestaande pand blijft in zijn bezit. In zijn aangifte IB 2005 voert X een eigenwoningschuld op van € 605.000. De inspecteur vermindert die schuld met € 280.000, de waarde van het woondeel van het bestaande pand. Rechtbank Haarlem bevestigt het standpunt van de inspecteur, waarna X in hoger beroep gaat en zich beroept op het overgangsrecht voor de vorming van een eigenwoningreserve in verband met de op 1 januari 2004 in werking getreden bijleenregeling.
Hof Amsterdam stelt vast dat de verwerving van het tweede pand heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 2004, de ingangsdatum van de bijleenregeling. De feitelijke levering heeft plaatsgevonden op 1 april 2004 en X is er - na een verbouwing - op 1 april 2005 in gaan wonen. Het woon-winkelpand is op 31 december 2003 overgegaan van box 1 naar box 3. Het hof acht het in het Belastingplan 2004 opgenomen overgangsrecht van toepassing op de overgang naar box 3, wat ertoe leidt dat ter zake van deze fictieve vervreemding geen eigenwoningreserve wordt gevormd. Het hof ziet niet in waarom het overgangsrecht in het onderhavige geval geen toepassing zou vinden. De inspecteur heeft de eigenwoningschuld ten onrechte met € 280.000 verminderd. Het hof verklaart het hoger beroep van X gegrond.