Belanghebbende, X, is het niet eens met een aanslag rioolheffing van € 183,90 van de gemeente Overbetuwe. De gemeenteraad heeft in november 2012 besloten om een bedrag van € 6,8 miljoen te onttrekken aan de bestemmingsreserve riolering en dit voor het jaar 2013 toe te voegen aan de algemene middelen. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de verordening rioolheffing van de gemeente Overbetuwe ten aanzien van X geheel onverbindend moet worden verklaard wegens schending van de opbrengstnorm. Het hof overweegt dat de onttrekking in 2013 aan de bestemmingsreserve riolering verantwoord had moeten worden in de ramingen van de rioolheffing en de lasten ter zake. Dat is echter niet gebeurd. Uit de stukken blijkt dat het overgrote deel van deze bestemmingsreserve niet is ontstaan door hogere opbrengsten dan geraamd en door een gunstiger inschrijving op de uit te voeren werken dan geraamd, maar vooral doordat kapitaallasten en de kosten achterbleven bij de jaarlijkse ramingen. Het lijdt geen twijfel dat, bij het in aanmerking nemen van een groot gedeelte van de onttrekking van € 6,8 miljoen aan de bestemmingsreserve riolering, de baten van de rioolheffing de lasten ter zake met meer dan 10% zullen overschrijden.
De Hoge Raad oordeelt dat overschotten die gemeenten behalen op de rioolheffing door achterblijvende investeringen geoormerkt blijven voor de taak riolering. Dit volgt uit de comptabiliteitsvoorschriften uit het BBV en Hof Arnhem-Leeuwarden heeft zich hier terecht aan geconformeerd. Indien de gemeente, zoals de gemeente Overbetuwe heeft gedaan, deze overschotten overhevelt naar de algemene middelen, wordt de opbrengstlimiet overschreden. De Hoge Raad sluit zich aan bij het oordeel van het hof en verklaart het cassatieberoep van B. en W. ongegrond.
Wetsartikelen: