Hof Amsterdam stelt vier prejudiciële vragen aan de Hoge Raad die voortvloeien uit de prejudiciële beslissing van 26 april 2024. De vijfde vraag heeft betrekking op het kunnen matigen van een proceskostenvergoeding.
X doet in 2020 BPM-aangifte voor een gebruikte Mercedes-Benz GLA 180 Business Solution AMG met schade en voldoet € 1804. Na controle door Domeinen stelt de inspecteur dat de auto minder schade heeft. In geschil is de naheffingsaanslag van € 3443. Rechtbank Noord-Holland handhaaft de aanslag. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X wel een immateriële schadevergoeding van € 500. In hoger beroep stelt X dat de CO2-uitstoot van 146 gram per km te hoog is. In het kentekenregister zijn namelijk (ten minste) twee Mercedes-Benz GLA 180’s opgenomen die tussen 1 september 2018 en 1 september 2019 in Nederland voor het eerst tot de weg zijn toegelaten en waarvoor het verbruik en de emissies zijn bepaald volgens de NEDC-methode op 135 gram per km. Daarnaast heeft de rechtbank volgens X ten onrechte geen proceskosten- en griffievergoeding toegekend.
Hof Amsterdam stelt prejudiciële vragen aan de Hoge Raad, waarvan de eerste vier voortvloeien uit HR 26 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:653, V-N 2024/20.16:
- Is een EU-typegoedkeuring voor personenauto’s na een uitbreiding (wijziging) daarvan nog dezelfde EU-typegoedkeuring, zoals bedoeld in het antwoord op de derde vraag in de prejudiciële beslissing van 26 april 2024, gegeven dat die uitbreiding (wijziging) leidt tot de afgifte van een nieuw typegoedkeuringsnummer dat van het oude verschilt doordat het uitbreidingsgetal (de laatste twee cijfers) hoger is?
- Welke essentiële punten uit bijlage II, deel B, behorend bij Richtlijn 2007/46/EG (zoals geldend op 1 september 2018) zijn precies bedoeld in het antwoord op de derde vraag in de prejudiciële beslissing van 26 april 2024?
- Moet wanneer (i) de te registreren personenauto een voertuig is waarvoor de CO2-uitstoot volgens de WLTP-methode is vastgesteld, terwijl het tussen 1 september 2018 en 1 september 2019 voor het eerst tot de weg is toegelaten in een andere lidstaat, en (ii) in Nederland in die periode minimaal één gelijksoortige personenauto nieuw is geregistreerd waarvoor de CO2-uitstoot nog met toepassing van de NEDC-methode is vastgesteld, voor een succesvol beroep op art. 110 VWEU tevens worden bewezen dat van tenminste één van die gelijksoortige personenauto’s de registratie binnen de genoemde periode (1 september 2018 tot 1 september 2019) heeft plaatsgevonden op of na de datum van eerste toelating van de te registreren personenauto?
- Moet, in het verlengde van de derde vraag, om tot een schending van art. 110 van het VWEU te kunnen constateren, voorts worden bewezen dat ten minste één van de in de derde vraag bedoelde gelijksoortige auto’s niet enkel geregistreerd staat in het kentekenregister, maar ook daadwerkelijk op de binnenlandse markt voor gebruikte auto’s is aangeboden ten tijde van de registratie van de gebruikte personenauto uit een andere lidstaat?
Matiging proceskostenvergoeding? - Mag een tot een lagere kostenvergoeding aanleiding gevende bijzondere omstandigheid in de zin van art. 2 lid 3 Besluit proceskosten bestuursrecht worden aangenomen enkel op de grond dat rechtsbijstand is verleend tegen een vergoeding die uitsluitend, of althans in hoofdzaak, bestaat uit te vergoeden proceskosten (en eventueel dwangsommen en vergoedingen van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn), een en ander beoordeeld naar het tijdstip van het instellen van het rechtsmiddel, als het onderhavige geval niet binnen de reikwijdte van de in de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM voorziene matiging van het forfait uit het genoemde besluit valt, al dan niet omdat bij een dergelijke beloningsafspraak het vermoeden is gerechtvaardigd dat een forfaitaire kostenvergoeding de in redelijkheid gemaakte kosten ver overtreft?
De zaak wordt aangehouden totdat de Hoge Raad de vragen heeft beantwoord.
Wetsartikelen:
Besluit proceskosten bestuursrecht 2
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Instantie: Hof Amsterdam
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingheffing van motorrijtuigen
Editie: 19 mei
Informatiesoort: VN Vandaag