De Hoge Raad ziet geen aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen voor het incidentele cassatieberoep dat met de intrekking van het principale beroep door de staatssecretaris is vervallen. Voor het ingetrokken principale beroep wordt de staatssecretaris wel veroordeeld in de proceskosten van X.

De Staatssecretaris van Financiën stelt cassatie in tegen de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden 20 december 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10935, V-N 2023/14.1.2. X dient een verweerschrift in bij de Hoge Raad maar stelt ook incidenteel cassatieberoep in. De staatssecretaris brengt schriftelijk zijn zienswijze over het incidentele beroep naar voren en dient in het principale beroep een conclusie van repliek in. X dient vervolgens in het incidentele beroep een conclusie van repliek in en in het principale beroep een conclusie van dupliek. Daarna trekt de staatssecretaris het cassatieberoep in. X verzoekt om een proceskostenvergoeding voor de cassatieprocedure.

De Hoge Raad ziet geen aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen voor het incidentele cassatieberoep dat met de intrekking van het principale beroep door de staatssecretaris is vervallen. Voor het ingetrokken principale beroep wordt de staatssecretaris wel veroordeeld in de proceskosten van X tot een bedrag van € 3.628. Omdat de zaak samenhangt met een andere procedure (nr. 23/00328), wordt het forfaitaire bedrag van € 3.628 gehalveerd, zodat een vergoeding resteert van € 1.814.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 29f

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 16 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

120

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen