Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat art. 19a Wet BPM niet geldt voor de proceskostenvergoeding in hoger beroep. Het hof past wel een matiging toe op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vanwege het geringe gewicht van het geschilpunt.

X BV doet op 19 november 2021 BPM-aangifte voor registratie van een Audi A6 Avant RS6 TFSI 4.0, berekend op € 10.861 en onderbouwd met een taxatierapport. De inspecteur laat de auto hertaxeren en stelt de verschuldigde BPM op € 30.816, waarna een naheffingsaanslag van € 19.955 volgt. X BV maakt bezwaar; de inspecteur verklaart dit ongegrond. Bij beroep wijst de rechtbank alle gronden af en kent geen immateriëleschadevergoeding toe. In hoger beroep bestrijdt X BV zowel de naheffing als het oordeel over immateriële schade en proceskosten. De inspecteur wil bevestiging van de rechtbankuitspraak, betwist de schadevergoeding en stelt dat een beperkte vergoeding volstaat. In geschil is of art. 19a Wet BPM van toepassing is bij de proceskostenvergoeding in hoger beroep in een bijzonder geval.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat sprake is van een bijzonder geval, zodat art. 19a Wet BPM niet geldt voor de berekening van de proceskosten. De vergoeding wordt gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht en gematigd met een factor 0,25 vanwege het zeer lichte gewicht van het geschilpunt waarin X BV deels wint. De naheffingsaanslag blijft in stand. X BV ontvangt € 500 immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg, plus vergoeding van het griffierecht van € 924 en proceskosten van € 680,25.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 artikel 19A

Besluit proceskosten bestuursrecht artikel 1

Besluit proceskosten bestuursrecht artikel 2

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingheffing van motorrijtuigen

Editie: 23 december

Informatiesoort: VN Vandaag

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen