X bv exploiteert een groothandel in computers, randapparatuur en software. De omzet voor binnenlandse leveringen bedraagt een klein deel van de totale omzet, de rest van de omzet betreft ICL's en uitvoer. De inkopen van X bv bestaan vooral uit ICV's en invoer. De binnenlandse inkopen zijn relatief gering. Over de jaren 2007 - 2010 claimt X bv circa € 5,2 mln aan btw-voorbelasting. Uit het door de inspecteur ingestelde boekenonderzoek blijkt dat X bv geen recht heeft op aftrek van voorbelasting voor de inkopen voorafgaand aan ICL's aan zogenoemde ‘missing traders' uit Spanje, Roemenië, Italië, Frankrijk en Nederland. De inspecteur legt daarom een btw-naheffingsaanslag op van € 33,7 mln. X bv stelt dat er geen sprake is van fraude bij haar afnemers, en dat het verdedigingsbeginsel is geschonden. Volgens X bv is de naheffingsaanslag namelijk vóór het bekendmaken van het voornemen vastgesteld, en is deze actief ingevorderd. Verder merkt X bv op dat zij niet over het volledige dossier heeft kunnen beschikken. X bv wijst er hierbij op dat is voldaan aan het ‘andere afloop-criterium', omdat de naheffingsaanslag en de boetebeschikking na bezwaar zijn verminderd. Als alle stukken eerder waren verstrekt hadden de naheffingsaanslag en de boete volgens X bv eerder verminderd kunnen worden. Volgens de inspecteur is het niet nodig dat alle stukken werden verstrekt.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de naheffingsaanslag niet vóór het bekendmaken van het voornemen is vastgesteld. Het voornemen is namelijk op 6 maart 2012 bekend gemaakt, en de dagtekening van de naheffingsaanslag is 28 maart 2012. Dat de ontvanger op 28 februari 2012 reeds heeft verzocht om conservatoir derdenbeslag te mogen leggen, acht de rechtbank niet van belang. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat X bv niet de beschikking had over alle stukken die ten grondslag lagen aan het voornemen om de naheffingsaanslag op te leggen. X bv was dan ook niet in staat om op detailniveau de voorgenomen correcties te bestrijden. Ook wijst de rechtbank er op dat de naheffingsaanslag na de voornemenfase is verminderd. Volgens de rechtbank is dan voldaan aan het ‘andere-afloop-criterium', en is het verdedigingsbeginsel geschonden. De rechtbank vernietigt dan ook de naheffingsaanslag.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 11 augustus