Belanghebbende, X, is eigenaar van een grachtenpand in Amsterdam met een woonoppervlak van 366 m² en een perceelsoppervlak van 162 m². In hoger beroep is in geschil of de heffingsambtenaar bij het bepalen van de WOZ-waarde 2009 (voldoende) rekening heeft gehouden met de ernstige verzakkingen en de kosten voor funderingsherstel. Rechtbank Amsterdam beantwoordt deze vraag bevestigend en verklaart het beroep van X ongegrond.
Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank de bewijslast onjuist heeft verdeeld door te overwegen dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een waardevermindering door funderingsgebreken. Het hof overweegt dat X voor de rechtbank het bestaan van de gebreken voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het is dan vervolgens aan de gemeente om te bewijzen dat hiermee voldoende rekening is gehouden bij de waardering. De rechtbank heeft dit miskend. Het hof concludeert dat de heffingsambtenaar bij het vaststellen van de WOZ-waarde van € 1.541.500 geen rekening heeft gehouden met de kosten van funderingsherstel. Met de enkele stelling dat de prijs per m² bij de woning van X € 966 lager ligt dan bij de referentiewoningen heeft de heffingsambtenaar volgens het hof niet aannemelijk gemaakt dat de waardedrukking voldoende in de vastgestelde WOZ-waarde is verdisconteerd. Het hof verlaagt de vastgestelde WOZ-waarde met de herstelkosten van € 143.000 en komt zo op een waarde van € 1.398.500. Het hoger beroep van X is gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Amsterdam