Eiseres, X bv, is het niet eens met een nota leges van € 315.387,09 die de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen haar heeft opgelegd. In geschil is of de gemeente bij de leges de opbrengstnorm van art. 229b Gemeentewet heeft geschonden.
Rechtbank Arnhem verklaart de legesverordening van de gemeente Nijmegen geheel onverbindend omdat de gemeente de baten van grote bouwprojecten te laag heeft geraamd en onterecht bepaalde kosten voor de uitvoering van taken in het algemeen belang heeft meegenomen. De rechtbank oordeelt dat de gemeentelijke ramingen van de bouwleges onvoldoende nauwkeurig zijn. In de jaren 2007 t/m 2009 is de gerealiseerde opbrengst uit bouwleges telkens aanzienlijk hoger dan de geraamde opbrengst (gemiddeld € 1,9 miljoen). De rechtbank acht het vermoeden gerechtvaardigd dat de gemeente kennelijk niet of onvoldoende rekening houdt met de opbrengsten uit grote bouwprojecten. Uit de toelichting bij het raadsbesluit volgt ook dat de gemeente met bouwprojecten van € 15 miljoen of hoger in het geheel geen rekening houdt. Dit maakt de ramingen van de opbrengst volgens de rechtbank onnauwkeurig. Hieraan doet niet af de stelling van de gemeente dat zij niet alleen voor de opbrengsten maar ook voor de kosten voorzichtig raamt. Volgens de rechtbank heeft de gemeente verder ten onrechte meegenomen in de kostenraming de volgende kosten: kosten veroorzaakt door van leges vrijgestelde diensten (I) en kosten van de uitvoering van wettelijke taken die samenhangen met de burgerlijke stand (II) en het bijhouden van de gemeentelijke basisadministratie (III). De kosten die samenhangen met vrijgestelde diensten bedragen € 63.828. Van de andere posten kan de gemeente niet aangeven welk deel geen kosten van dienstverlening zijn. Gelet op het totaal van deze subposten (€ 1.348.000 respectievelijk € 509.000) acht de rechtbank aannemelijk dat deze lasten voor de wettelijke taken niet onaanzienlijk zijn. Conclusie is dat de ramingen van de lasten in niet onaanzienlijke mate te hoog zijn vastgesteld. Ook de baten en lasten die samenhangen met de post naturalisatie moeten worden geëlimineerd uit de raming omdat deze dienst niet is vermeld in de tarieventabel. Conclusie is dat het de rechtbank niet aannemelijk is geworden dat de geraamde baten de geraamde lasten niet overschrijden, ondanks de ruime marge van € 1,69 miljoen. De rechtbank verklaart de verordening geheel onverbindend omdat de overschrijding niet kan worden vastgesteld.