Belanghebbende, X, heeft de Nederlandse nationaliteit en woonde in de jaren 2003 tot en met 2007 in Nederland. In die jaren was X als kapitein in loondienst en werkzaam op verschillende binnenvaartschepen. Al deze schepen waren voorzien van certificaten als bedoeld in artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868 en werden met winstoogmerk gebruikt voor vrachtvervoer. X verzoekt om vrijstelling van premieheffing voor de volksverzekeringen voor de betreffende jaren. De inspecteur weigert de vrijstelling. X komt in beroep. In geschil is of X (volledig) is vrijgesteld van premieplicht voor de volksverzekeringen in Nederland.
Rechtbank Arnhem overweegt dat, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 9 december 2011, nr. 10/03927, LJN: BQ2938, VN 2011/31.22 X in alle in geding zijnde jaren als rijnvarende in de zin van artikel 1, aanhef en onder m, van het Rijnvarendenverdrag moet worden aangemerkt. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord wie als exploitant van de schepen kan worden aangemerkt. De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat voor de schepen waarvoor een Rijnvaartverklaring is afgegeven met daarop twee exploitanten, de Nederlandse eigenaar en een Luxemburgse SA, de Nederlandse eigenaar de exploitant is. Voor die schepen bestaat recht op vrijstelling van premieplicht. De beroepen van X zijn gegrond.