Belanghebbende (X) verrichtte in de jaren 1990-1992 wetenschappelijk onderzoek aan het K in het Verenigd Koninkrijk. Hij ontving hiervoor een studiebeurs van de Y. Voor zijn werkzaamheden ontving belanghebbende geen beloning. Onderzoek waarbij belanghebbende betrokken is geweest, heeft geleid tot het vestigen van patenten door het Z. Vanaf 2000 ontvangt belanghebbende – op onregelmatige basis – royalty's van het Z. Volgens de inspecteur behoren deze royalty's tot belanghebbendes inkomen uit werk en woning. Rechtbank Breda beslist dat de door belanghebbende ontvangen royalty's tot zijn inkomen uit werk en woning behoren. De rechtbank verwerpt daarmee belanghebbendes stelling dat er geen sprake was van een bron van inkomen.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de activiteiten van belanghebbende bij K in het economische verkeer plaatsvonden en dat de daarmee behaalde voordelen belastbaar zijn. Vervolgens stelt het hof – onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis – vast dat de opbrengsten van octrooien belastbaar zijn als opbrengsten van arbeid, als zij toevloeien naar degene die arbeid met betrekking tot het totstandkomen van die octrooien heeft verricht. Daarnaast stelt het Hof dat er sprake kan zijn van een vermogensrecht als de opbrengsten aan een ander toekomen. Het hof verwerpt verder nog belanghebbendes stelling dat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen de door hem ontvangen bedragen en de door hem bij K verrichte werkzaamheden. Volgens het hof vinden de door belanghebbende ontvangen bedragen namelijk hun enige oorzaak in de door belanghebbende bij K verrichte werkzaamheden. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.