Belanghebbende, X bv, bouwt in eigen beheer een pensioenvoorziening op voor haar twee grootaandeelhouders (C en diens broer). In 1993 bevestigt X bv aan C dat aan hem pensioenrechten zijn toegekend die ingaan op 1 augustus 2000. In een aandeelhoudersbesluit van 1 december 1993 wordt een vennootschap uit Curaçao belast met de directie van X bv. In december 1993 emigreert C naar België. De vennootschap op Curaçao richt - in opdracht van en ten behoeve van C - een nv op die gevestigd is op de Nederlandse Antillen (E nv). Op 15 december 1993 wordt de zetel van X bv verplaatst naar Curaçao en draagt zij het voor C gevormde pensioenkapitaal en de bijbehorende pensioenverplichting over aan E nv tegen de fiscale boekwaarde. In juni 1993 koopt C de resterende aandelen in X bv over van zijn broer. In december 1996 doet C afstand van zijn in E nv ondergebrachte pensioenrechten, waarna hij alle aandelen in X bv verkoopt. De inspecteur legt X bv een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 1993 op omdat op de balans van 15 december 1993 ten onrechte geen rekening is gehouden met de kans dat C van zijn pensioenrechten zou afzien.
Hof Amsterdam (MK III, 24 maart 2011, P08/00735, V-N 2011/32.1.1) oordeelt dat sprake is van een samenhangend geheel van rechtshandelingen, dat erop gericht is Nederlandse belastingheffing te ontgaan over de vrijval van de pensioenreserves. X bv heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt, laat staan doen blijken. Het voordeel dat X bv door de rechtshandelingen geniet, moet bij de bepaling van de winst van X bv in aanmerking worden genomen. Het hof schat de kans, dat het voornemen van C om van het recht op pensioenbetalingen af te zien niet tot uitvoering zou komen, op 10%. Het door C afzien van zijn pensioenrechten is aan te merken als een nieuw feit dat aan de navorderingsaanslag ten grondslag kan liggen. Het hoger beroep van X bv is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hoge Raad