Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de schadeplichtigheid van mevrouw X niet is opgekomen in de dienstbetrekking van haar met R bv, maar geldt jegens een derde. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Mevrouw X is getrouwd met de heer K, die dga is van R bv. Deze bv houdt zich bezig met de import van en de groothandel in helmen en motorkleding. R bv heeft een exclusief distributiecontract voor twee buitenlandse merken. Als R bv in financiële problemen komt, is dit contract overgegaan naar een aan de leverancier gelieerde vennootschap, Ne, waar R bv het management over voert. De managementvergoeding bestaat onder meer uit salaris van K en X. In 1993 is de samenwerking in verband met vermeende fraude van K en X beëindigd. De civiele rechter heeft K en X hoofdelijk veroordeeld tot de terugbetaling aan Ne van € 121.644,55. In geschil is of X deze schadevergoeding ten laste van haar belastbaar inkomen kan brengen als negatief loon of negatief inkomen. Rechtbank Haarlem oordeelt ontkennend. X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam (MK II, 10 maart 2011, 09/00625) oordeelt dat de schadeplichtigheid van X niet is opgekomen in de dienstbetrekking van haar met R bv, maar geldt jegens Ne. X stelt dus ten onrechte dat sprake is van negatief loon. Bovendien behoren volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad onrechtmatig verkregen voordelen sowieso niet tot het loon, zodat de schadevergoeding ook geen negatief loon is. Er is ook geen sprake van ander negatief inkomen, dat in mindering zou moeten worden gebracht op de winst, genoten door de eenmanszaak van K, dan wel op genoten resultaat uit overige werkzaamheden, c.q. waarvoor het vormen van een voorziening zou moeten worden toegelaten. Het beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

1

Gerelateerde artikelen