Amateurvoetbalvereniging D maakt gebruik van de accommodatie op Sportpark Y. De accommodatie betreft drie natuurgrasvelden, die door D van de gemeente Oude IJsselstreek worden gehuurd. De opstallen zijn eigendom van D. Begin 2012 dient stichting X een aanvraag voor een subsidie in. X wil namelijk kunstgrasvelden aanleggen op het sportpark. Medio 2012 besluit het college van B & W om een subsidie van maximaal € 290.175 aan X te verlenen. X wordt vervolgens op 6 juni 2012 opgericht. Verder leent X nog € 70.000 van D en verleent de gemeente een recht van opstal aan X. X en D komen een gebruiksvergoeding van € 7.500 ex btw overeen. Met de inspecteur ontstaat onenigheid over de verschuldigdheid van btw. De inspecteur is namelijk van mening dat X niet als btw-ondernemer is aan te merken, omdat zij teveel te vereenzelvigen is met D. Volgens de inspecteur is X alleen maar opgericht om belasting te besparen bij de aanleg van het kunstgrasveld. X heeft volgens de inspecteur dan ook geen recht op btw-teruggaaf.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X als btw-ondernemer is aan te merken en recht heeft op een btw-teruggaaf in verband met de aanleg van het kunstgrasveld. De rechtbank acht daarbij onder andere van belang dat X een zelfstandige entiteit is, dat de oprichters en huidige bestuursleden, op één na, geen bestuurslid van D zijn, dat X een afgescheiden vermogen heeft en dat X op eigen naam de subsidie heeft aangevraagd. Verder wijst de rechtbank er nog op dat X de enige rechthebbende op het kunstgrasveld is en op eigen naam een opstalrecht heeft verworven. Volgens de rechtbank is er dan ook geen sprake van ondergeschiktheid of vereenzelviging. X heeft recht op volledige aftrek van de voorbelasting ter zake van de aanleg van het kunstgrasveld.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 21 november