Z detacheert dekpersoneel, zoals matrozen, stuurmannen, koks en kapiteins, op olie- en gastankers die varen op de Rijn. In 2013 verzoekt Z de Svb om te bepalen dat de Cypriotische sociale zekerheidswetgeving van toepassing is op haar werknemers, waaronder belanghebbende, X. De Svb deelt in 2014 aan X mee dat de Nederlandse sociale verzekeringswetgeving op hem van toepassing is gedurende zijn dienstverband met Z. Volgens de Svb heeft Z namelijk niet onderbouwd dat X minder dan 25% van zijn arbeidstijd in Nederland werkzaam is, zodat de Svb zich genoodzaakt ziet om er vanuit te gaan dat X tenminste 25% in Nederland werkzaam is. De Svb merkt hierbij op dat hij het orgaan is dat bevoegd is om op grond van art. 16 EU-Verordening 987/2009 de toepasselijke wetgeving vast te stellen.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de Svb zijn besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid. De rechtbank stelt daarbij allereerst vast dat niet onaannemelijk is dat Z is gevestigd op Cyprus, zodat er voor de beantwoording van de vraag welke aanwijsregels van toepassing zijn, wordt uitgegaan van een zetel op Cyprus. Vervolgens merkt de rechtbank op dat de aanwijsregels van de Rijnvarendenovereenkomst niet op X van toepassing zijn, omdat Cyprus geen partij is bij deze overeenkomst. Volgens de rechtbank bepalen dan de aanwijsregels van EU-Verordening 883/2004 volgens welk regime de werknemers van Z voor de sociale zekerheid zijn verzekerd. De rechtbank overweegt vervolgens dat de Svb, zich daarbij baserende op vermoedens, er ten onrechte vanuit is gegaan dat X meer dan 25% van zijn arbeidstijd in Nederland werkzaam is. Volgens de rechtbank mag de Svb, bij gebrek aan voldoende informatie, niet zo maar veronderstellen dat alle werknemers van Z meer dan 25% van hun werktijd in Nederland werken. De rechtbank is namelijk van mening dat de Svb informatie had moeten inwinnen bij het Cypriotische zusterorgaan. Verder merkt de rechtbank nog op dat EU-Verordening 987/2009 voorziet in een procedure om een frauduleuze toepassing van art. 13 EU-Verordening 883/2004 te voorkomen. Dat, zoals de Svb opmerkt, geen van de lidstaten de in art. 16 EU-Verordening 987/2009 voorziene procedure volgt, en dat deze ook niet praktisch is, acht de rechtbank niet van belang. De rechtbank draagt de Svb op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 3:2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Internationale sociale zekerheid
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland