Belanghebbende (X) is in dienstbetrekking werkzaam voor E bv. In 2004 leent hij € 100.000 van de Rabobank en stelt hij het geld ter beschikking aan E bv. In verband met het faillissement van E bv in 2005 ontvangt belanghebbende bijna € 45.000 uit de boedel. In zijn IB-aangifte brengt belanghebbende een bedrag van ruim € 58.000 in mindering op zijn belastbaar inkomen uit werk en woning. Belanghebbende stelt namelijk dat hij ab-houder van E bv was en dat hij vermogensbestanddelen aan de bv ter beschikking had gesteld. Rechtbank Haarlem beslist dat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat hij de economische eigendom van de aandelen E bv heeft. De rechtbank overweegt hierbij dat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat hij in januari 2004 de economische eigendom van aandelen E bv heeft verworven.
Hof Amsterdam oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een economisch belang bij een deel van de aandelen E bv heeft verkregen. Het hof acht het wel aannemelijk dat er plannen dan wel voornemens waren om een situatie te bereiken dat belanghebbende een aandelenbelang in E bv zou verwerven. Volgens het hof is het echter niet aannemelijk dat aan deze plannen dan wel voornemens zodanig uitvoering is gegeven dat sprake is geweest van een situatie dat de waardeveranderingen van de aandelen E bv voor rekening en risico van belanghebbende zijn gekomen.