Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat niet aannemelijk is geworden dat het afdrachttekort niet is te wijten aan grove schuld van A bv.

De heer X is middellijk bestuurder van A bv, die in april 2008 failliet gaat. Tijdens het vervolgens ingestelde boekenonderzoek constateert de inspecteur dat A bv tegelijkertijd zowel een onbelaste vergoeding voor werkkleding/schoeisel als onbelast werkkleding/schoeisel (in natura) heeft verstrekt aan (kennelijk dezelfde) werknemers. Voorts zijn er in 2004 tot en met 2006 onbelaste vergoedingen inzake feestdagen uitbetaald, terwijl dit reeds met ingang 2003 niet meer is toegestaan. Tevens is een eenmalige onbelaste vergoeding van € 350 aan een stagiaire verstrekt, terwijl sprake is van een fictieve dienstbetrekking. In geschil is of X deswege terecht door de ontvanger aansprakelijk is gesteld voor de betreffende loonbelastingschuld van A bv. Rechtbank Haarlem oordeelt dat het beroep van X slechts gegrond is, vanwege een niet meer in geschil zijnde correctie.

Hof Amsterdam oordeelt dat niet aannemelijk is geworden dat het afdrachttekort niet is te wijten aan grove schuld van A bv. Onbekendheid met regelgeving is namelijk geen geldig excuus. X beroept zich voorts vergeefs op onduidelijke informatie op de site van de Belastingdienst en het feit dat het slechts om een eenmalige vergoeding aan één stagiaire zou gaan. Het hoger beroep van X is dus ongegrond. De ontvanger stelt dat X in de bezwaarfase voldoende informatie had moeten verstrekken en dat de rechtbank dus ten onrechte een proceskostenvergoeding aan X heeft toegekend. Honorering van de stelling van de ontvanger zou namelijk de toegang tot de rechter ontmoedigen op een wijze die de wetgever bij het in het leven roepen van een proceskostenvergoedingsregeling niet voor ogen kan hebben gestaan.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Invordering

Instantie: Hof Amsterdam

2

Gerelateerde artikelen