De A-G is van mening dat het UWV terecht de aanvraag van X voor een Ziektewet-uitkering heeft afgewezen vanwege het ontbreken van een privaatrechtelijke dienstbetrekking en een uitzendovereenkomst.

Belanghebbende, X, ontving bijstand van de gemeente Meerssen op grond van de WWB (thans Participatiewet). De gemeente geeft stichting E opdracht om WWB-gerechtigden in dienst te nemen en te detacheren bij inlenende bedrijven. Op 25 oktober 2010 gaat X met stichting E een overeenkomst voor bepaalde tijd aan die stichting E aanduidt als ‘werkgever' en X als ‘werknemer'. De overeenkomst bepaalt dat X een salaris krijgt dat net zo hoog is als de WWB-uitkering. Een kennismakingsgesprek voor een werkplek bij de buitendienst van G gaat niet door vanwege een longinfectie bij X, die zich op 21 januari 2011 heeft ziek gemeld bij stichting E. De overeenkomst eindigt op 22 april 2011. X heeft op dat moment noch bij een inlener, noch anderszins gewerkt. De aanvraag van X voor een uitkering op grond van de Ziektewet is door het UWV afgewezen wegens het ontbreken van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, met name van de daarvoor vereiste arbeid. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond. De overeenkomst tussen de X en Stichting E strekte volgens de rechtbank niet tot het verrichten van arbeid. De re-integratieactiviteiten waren geen doel op zichzelf, maar slechts een middel om X' re-integratie in het arbeidsproces te bevorderen. De CRvB verklaart het hoger beroep van X ongegrond. Naar aanleiding van het beroep in cassatie van X heeft Advocaat-Generaal (A-G) Wattel een conclusie genomen.

Volgens de A-G is geen arbeidsovereenkomst tot stand gekomen omdat de vereiste 'arbeid' ontbreekt. Voor zover X' plicht om zich beschikbaar te houden ‘arbeid' opleverde, vloeide die ‘arbeid' niet voort uit de overeenkomst, maar uit art. 9, eerste lid, onder a WWB. De A-G verwijst naar de arresten van de HR van 25 maart 2011, BNB 2011/205 en van 17 februari 2012, BNB 2012/129. Ook is er volgens de A-G geen inleenovereenkomst tot stand gekomen tussen stichting E en G zodat geen driehoeksarbeidsrelatie is ontstaan tussen X, stichting E en G en dus evenmin een arbeidsovereenkomst is ontstaan over de band van art. 7:690 BW (uitzendovereenkomst). De A-G adviseert de Hoge Raad het beroep in cassatie van X ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Burgerlijk Wetboek Boek 7 690

Burgerlijk Wetboek Boek 7 610

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Sociale zekerheid algemeen, Sociale zekerheid ziektekosten, Sociale zekerheid bijstand

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

2

Gerelateerde artikelen