Rechtbank Breda overweegt dat uit de civiele procedure die het concern later tegen heeft de directeur heeft aangespannen, uitdrukkelijk blijkt dat de ontslagvergoeding niet alleen betrekking heeft op de opties.

D4 bv is onderdeel van een concern. De directeur van D4 bv, de heer W, beschikt sinds juni 1996 – dus vóór de wetswijziging van 26 juni 1998 inzake personeelsoptierechten - over optierechten. Deze rechten hebben betrekking op certificaten van aandelen in een andere concern-bv. In 2000 doet W formeel niet alleen - onbelast vanwege de wetswijziging - afstand van zijn optierechten, maar ook van zijn – normaal belaste - bonussen. W treedt in oktober 2000 uit dienst. In verband hiermee ontvangt W de overeengekomen netto-vergoeding van € 1.747.053. Volgens de inspecteur heeft slechts circa 25% daarvan betrekking op de opties en is de rest belast netto-loon. Aangezien partijen bewust hebben geprobeerd dit te versluieren, is naast de naheffing ad € 1.875.247 een boete opgelegd van € 937.623.

Rechtbank Breda overweegt dat uit de civiele procedure die het concern later tegen heeft W heeft aangespannen, uitdrukkelijk blijkt dat de vergoeding ook betrekking heeft op de bonussen. Voor de gehele vergoeding is het genietingstijdstip 1 april 2000, ondanks dat het grootste deel pas in 2002 is uitbetaald. Gelet op de listige wijze waarop D4 bv getracht heeft om belaste baten te presenteren als onbelaste voordelen, is de boete passend en geboden. Weliswaar liet zij zich bijstaan door een belastingadviseur, maar D4 bv was zeer goed op de hoogte van de werkelijke feiten. De boete wordt vanwege de ruime overschrijding van de redelijke termijn wel met 40% gematigd. Het beroep van D4 bv is slechts in zoverre gegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Breda

2

Gerelateerde artikelen